Net als bij de drie musketiers gaat het niet om drie maar om vier canopische vazen voor de vier organen die bij de mummificatie werden verwijderd: de longen, de maag, de darmen en de lever. Om deze organen goed te bewaren en ervoor te zorgen dat ze in het Hiernamaals weer goed werken, werden ze ook gemummificeerd en in afgesloten specifieke vaasjes gelegd.
Alle vazen werden naast de overledene gezet en onder de bescherming geplaatst van de zonen van Horus, die de vitale functies van de overledene bewaakten en ervoor zorgden dat deze organen na de dood weer samen werden gebracht. Om alle godheden te kunnen onderscheiden, hadden de Oude Egyptenaren hen een afzonderlijke morfologie toebedeeld: Hapy de baviaan, Doeamoetef de hond, Kebehsenoef de valk en Amset met een mannelijk hoofd. Dankzij de zonen van Horus kreeg de mummie haar volledigheid met alle samenstellende delen terug. Als ware musketiers beschermden ze de mummie en zorgden ze voor een leven in het Hiernamaals voor de overledene.
Maar, zoals vaker in het Oude Egypte, bedriegt de schijn. In de loop van het eerste millennium werden de balsemmethoden eenvoudiger en sneller zodat velen zich konden laten mummificeren. De ingewanden werden niet meer stelselmatig verwijderd en, wanneer dat wel gebeurde, werden ze na mummificatie weer in het lijk geplaatst. Toch werden er nog steeds canopische vazen naast de overledene geplaatst en hadden ze nog steeds de functie om over de volledigheid van het lijk te waken. De aanwezigheid van de vazen werd vooral symbolisch, zozeer zelfs dat de vaas en de deksel in eenzelfde beeldje samen werden gevoegd zonder enige openingsmogelijkheid.
Net als bij de drie musketiers gaat het niet om drie maar om vier canopische vazen voor de vier organen die bij de mummificatie werden verwijderd: de longen, de maag, de darmen en de lever. Om deze organen goed te bewaren en ervoor te zorgen dat ze in het Hiernamaals weer goed werken, werden ze ook gemummificeerd en in afgesloten specifieke vaasjes gelegd.
Alle vazen werden naast de overledene gezet en onder de bescherming geplaatst van de zonen van Horus, die de vitale functies van de overledene bewaakten en ervoor zorgden dat deze organen na de dood weer samen werden gebracht. Om alle godheden te kunnen onderscheiden, hadden de Oude Egyptenaren hen een afzonderlijke morfologie toebedeeld: Hapy de baviaan, Doeamoetef de hond, Kebehsenoef de valk en Amset met een mannelijk hoofd. Dankzij de zonen van Horus kreeg de mummie haar volledigheid met alle samenstellende delen terug. Als ware musketiers beschermden ze de mummie en zorgden ze voor een leven in het Hiernamaals voor de overledene.
Maar, zoals vaker in het Oude Egypte, bedriegt de schijn. In de loop van het eerste millennium werden de balsemmethoden eenvoudiger en sneller zodat velen zich konden laten mummificeren. De ingewanden werden niet meer stelselmatig verwijderd en, wanneer dat wel gebeurde, werden ze na mummificatie weer in het lijk geplaatst. Toch werden er nog steeds canopische vazen naast de overledene geplaatst en hadden ze nog steeds de functie om over de volledigheid van het lijk te waken. De aanwezigheid van de vazen werd vooral symbolisch, zozeer zelfs dat de vaas en de deksel in eenzelfde beeldje samen werden gevoegd zonder enige openingsmogelijkheid.