De kat nam een zeer bijzondere plek in het hart van de Oude Egyptenaren in. Al in het tweede millennium was zij tam gemaakt en was zij de ideale huisgenoot om op knaagdieren en slangen te jagen. Dit dier werd geliefd en vertroeteld en ze heette mau in de taal van de Oude Egyptenaren. De kat kon in het graf van haar baasje worden afgebeeld of zelfs naast hem worden begraven. Misschien geldt dit ook voor deze gemummificeerde kat die in het museum van Rijsel wordt bewaard. Maar ze speelde waarschijnlijk een andere rol.
De kat, om preciezer te zijn de poes, is het dier van de godin Bastet, de dochter van de zonnegod Ra en tevens de beschermster van haar vader. Deze godin, die oorspronkelijk uit de stad Bubastis (in de Delta in Noord-Egypte) kwam, werd vanaf de 22ste dynastie op grote schaal vereerd door de uit deze streek afkomstige farao’s. De omvangrijke tempel die aan haar was gewijd, bleef lang in gebruik en werd zelfs door de Griekse historicus Herodotos (484 – 425 v. Chr.) bezocht. Hij verbaasde zich zozeer over de Oudegyptische godsdienstige praktijken dat hij deze zorgvuldig noteerde in zijn enige van hem bekende werk Historieën: “De stervende katten worden naar heilige huizen gedragen; en nadat ze zijn gebalsemd, worden ze in Bubastis begraven.”
Om de bescherming van de godin Bastet te genieten, brachten de gelovigen offers in de tempel. Ze konden in kleine winkeltjes bronzen beeldjes met haar beeltenis kopen en hun naam erop laten zetten alsook mummies van katten die gefokt werden om aan de godin geofferd te worden en sarcofagen waarin de lijken van de katachtigen gelegd werden. Al deze voorwerpen werden massaal geproduceerd en de kwaliteit ervan hing grotendeels van de betaalde prijs af. Op röntgenfoto’s van gemummificeerde katten is gebleken dat de desbetreffende dieren niet altijd de verwachte dieren waren… Maar dit maakt tenslotte niets uit. Wat telt, is de bedoeling!
De kat nam een zeer bijzondere plek in het hart van de Oude Egyptenaren in. Al in het tweede millennium was zij tam gemaakt en was zij de ideale huisgenoot om op knaagdieren en slangen te jagen. Dit dier werd geliefd en vertroeteld en ze heette mau in de taal van de Oude Egyptenaren. De kat kon in het graf van haar baasje worden afgebeeld of zelfs naast hem worden begraven. Misschien geldt dit ook voor deze gemummificeerde kat die in het museum van Rijsel wordt bewaard. Maar ze speelde waarschijnlijk een andere rol.
De kat, om preciezer te zijn de poes, is het dier van de godin Bastet, de dochter van de zonnegod Ra en tevens de beschermster van haar vader. Deze godin, die oorspronkelijk uit de stad Bubastis (in de Delta in Noord-Egypte) kwam, werd vanaf de 22ste dynastie op grote schaal vereerd door de uit deze streek afkomstige farao’s. De omvangrijke tempel die aan haar was gewijd, bleef lang in gebruik en werd zelfs door de Griekse historicus Herodotos (484 – 425 v. Chr.) bezocht. Hij verbaasde zich zozeer over de Oudegyptische godsdienstige praktijken dat hij deze zorgvuldig noteerde in zijn enige van hem bekende werk Historieën: “De stervende katten worden naar heilige huizen gedragen; en nadat ze zijn gebalsemd, worden ze in Bubastis begraven.”
Om de bescherming van de godin Bastet te genieten, brachten de gelovigen offers in de tempel. Ze konden in kleine winkeltjes bronzen beeldjes met haar beeltenis kopen en hun naam erop laten zetten alsook mummies van katten die gefokt werden om aan de godin geofferd te worden en sarcofagen waarin de lijken van de katachtigen gelegd werden. Al deze voorwerpen werden massaal geproduceerd en de kwaliteit ervan hing grotendeels van de betaalde prijs af. Op röntgenfoto’s van gemummificeerde katten is gebleken dat de desbetreffende dieren niet altijd de verwachte dieren waren… Maar dit maakt tenslotte niets uit. Wat telt, is de bedoeling!