Alles begint in de jaren '90. De twee architecten die verantwoordelijk waren voor de renovatiewerkzaamheden in het museum, Ibos en Vitart, vonden dat de hal enorm doods was. Er was iets nieuws en opvallends nodig om de boel op te vrolijken! En alles begint met verlichting...
Om te contrasteren met de klassiekere architectuur van het Museum van Schone Kunsten, vragen de architecten aan een Italiaanse designer, Gaetano Pesce, om een hedendaags werk te ontwerpen. Als hij aankomt in de hal, ontdekt hij er twee grote ronde openingen die oculi worden genoemd. Sinds de oprichting van het museum, zorgen deze ervoor dat er licht afdaalt van de eerste verdieping tot op de begane grond. Pesce besluit dat hij hier zijn ontwerpen wil plaatsen.
Hij bedenkt twee kleurige kroonluchters. Twee kroonluchters die niet anders dan monumentaal kunnen zijn, omdat de oculi zeven meter in doorsnee zijn! Maar pas op, ze lijken dan wel licht... ze wegen elk meer dan drie ton! En met reden: het belangrijkste materiaal dat hier werd gebruikt is glas. Samen zijn de kroonluchters samengesteld uit meer dan 12.000 gekleurde glazen pannen. Er waren overigens bijna zes maanden voor nodig om ze allemaal te maken en ze op het metalen geraamte te rangschikken.
Deze twee gigantische hedendaagse kroonluchters, verbazingwekkend in dit oude gebouw, zijn tegenwoordig de symbolen van het museum geworden. Spectaculair, niet?